Het land van de tibettanen (1)

29 mei 2011 - Litang, China

 

Het is half zes als de wekker gaat en we opstaan in de ijskoude kamer in Shangri La. De borrel van de paar uur ervoor is nog goed te voelen en snel pakken we onze tassen in. De reis gaat vandaag naar Xiangcheng wat een tussenstop is op de weg naar Litang. De taxi chauffeur is snel van begrip als we hem de tekens laten zien voor busstation uit de lonely planet. Dat werkt het beste! Aangekomen in het bus station gaat het ook redelijk snel. Als we de tickets laten zien worden we snel naar het juiste busje gedirigeerd. Al snel blijkt dat alle stoelen uitverkocht zijn en behalve de passagiers wordt er een halve inboedel op het dak geladen en in het gangpad worden een paar stalen balken en nog meer dozen en tassen gelegd. Waarom stalen balken? Geen idée. Het is te hopen met alle spullen op het dak dat het zwaartepunt van het busje laag genoeg zit en mijn twijfel wordt alleen maar groter als we hellend de eerste bocht nemen. Voordat we het stadje uit zijn stappen er nog meer passagiers in die op de tassen en stalen balken plaats nemen. Dat doet het zwaartepunt wat zakken denk ik tevreden en het wordt gezellig druk. De sfeer in de bus is weer lekker chinees: Door iedereen wordt gegorcheld, gespuugd, gerookt en een moeder en dochter zijn door de bergweg enorm wagenziek en kotsen er al meteen flink op los. De tibettaanse chauffeur trekt zijn kraag van zn leren jack nog eens hoog op en scheurt er flink op los, yaks, varkens, honden en een enkele truck ontwijkend. Enkele uren later maken we een toilet stop. Het Chinese toilet is erg sociaal en je deelt met zn allen een ruimte waar slechts knieschotjes tussen de gaten in de vloer de scheiding vormen. Gezellig, maar terwijl de chinezen flink gaan zitten kakken (ondertussen rokend, schreeuwend en spugend), ga ik er maar een beetje tussen staan pissen. Toch een beetje wennen…

Na de pause houdt de weg eigenlijk op en rijden we uren verder over een zandpad waar je amper over zou kunnen fietsen. Terwijl de ravijnen steeds dieper worden klimt het busje op het hobbelige pad maar naar boven. Uren en uren lang. De views over eindeloze bergbossen zijn prachtig en de eerste sneeuw is boven ons al te zien. Op gegeven moment gaan we over een pas heen die tegen de 4000 m ligt waar we een pauze houden. Het uitzicht is erg mooi en in de verste verte is er geen dorp of huisje te bekennen. Wat tibettaanse jongens vinden het erg grappig om zich te meten aan onze europese lengtes.

Door de hoogte krijgen we al snel een beetje hoofdpijn. Op aanraden van de Nieuw Zeelander hebben we echter een goed medicijn gevonden tegen hoofdpijn. Het is de Chinese versie van paracetamol en bestaat uit een zakje poeder wat je direct in je mond moet gieten en door moet slikken met water. Op het pakje staat dat het een mengsel is van paracetamol, aspirine en caffeine. Gek genoeg werkt het meteen. Als Irene het pakje poeder in de bus zenuwachtig naar binnen probeert te gieten en door de schommelende bus haar halve gezicht onder het poeder komt te zitten barst de halve bus in lachen uit. De tibettanen zijn erg aardig en willen een hoop weten. Helaas spreken we geen woord chinees laat staan tibettaans. Wel delen we een zak rozijnen met de rest van de bus die snel verdwijnt in alle opgehouden handen. Na nog een pauze krijgen we als dank een locale snack van de tibettanen bestaande uit een soort super pittige verder niet te definieren staafjes.

Xiangcheng

Tegen het einde van de middag komen we in XiangCHeng aan. Het tibettaanse stadje is onderhevig aan een invasie van Han chinezen die het centrum in rap tempo aan het verchinezen zijn met grote lelijke gebouwen. Hierdoor is Xiangcheng niet echt een aanrader al is het tibetaanse klooster erg mooi met de vele in felle kleuren geschilderde boeddhistische tafrelen op de muren en plafonds. Het hostel wat we hebben gevonden is een groot en oud tibettaans huis met een aardige maar beetje vreemde meneer die uiteraard geen woord engels kan. Als we savonds na het eten en een drankje in het hostel komen is het heel stil en de deur lijkt te zijn gesloten. Het lukt ons de deur te openen en ook binnen is het muis stil en pikke donker. Op de tast vinden we een lampje en het hele hostel blijkt leeg, zelfs de waard is er vandoor. Met alle boeddhistische schilderingen op de muren doet het spooky aan en al luisterend naar het vele gekraak in het oude huis gaan we pitten.

Naar Litang

De volgende morgen staan we om half vijf al op om de bus te pakken naar Litang. Dit blijkt lastig aangezien de Chinese mevrouw achter de balie ons geen tickets wil verkopen naar Litang maar enkel een dagreis verder naar Kangding. Behalve wij zijn een hoop chinezen ook met flink geschreeuw bezig bustickets te kopen en er wordt flink geduwd en met bankbiljetten gezwaaid. Het lukt ons uiteindelijk om tickets te bemachtigen maar we betalen veel te veel. Het is onduidelijk wat er allemaal gebeurt maar wel duidelijk is dat het er allemaal niet eerlijk aan toe gaat. Pas tegen zeven uur vertrekken we en de geirriteerde buschauffeur begint de 7 uur durende rit als een dolleman. Dat je zo hard kan rijden op een bochtige bergweg was ons niet bekend en af en toe rijdt de bus zo hard over een hobbel dat we met zn allen los komen van de stoelen. Een gemopper gaat dan door de hele bus waaruit blijkt dat ook de Tibettanen dit niet leuk vinden. We klimmen en klimmen weer en rijden op gegeven moment over een vlakte van enkel stenen en ijs, zover het oog kan kijken. De passagier naast Irene is een Tibettaan en vanaf het begin van de rit zit hij hardop een boedhistische klaagzang te neurien. Af en toe geeft hij een uitschieter met een luide gil en het is duidelijk dat meerdere passagiers hem maar een rare peer vinden. Irene weet hem een beetje te bedaren door hem een oortje van de ipod te geven en samen luisteren ze enkele uren muziek. Tegen het einde van de rit dalen we sterk en rijden we door een eindeloze groene grasvlakte. Dit is de prairie vallei van Litang op ruim 4000 m hoogte en met de paarse bloemen, de vele kuddes grazende yaks en prachtige tibettaanse kloosters her en der is de aanblik adembenemend. Als we in Litang aankomen worden we door een engels sprekende vriend van de rare tibettaan naar een hostel geloosd waar we een double room boeken. OP straat vallen de vele tibettanen op met hun cowboy hoeden en vrouwen in traditionele kledij. Litang wordt niet voor niets het wilde westen van China genoemd en de gezichten van de tibettanen doen erg denken aan die van Amerikaanse indianen. Het hostel is wat duurder maar er zijn elektrische dekens en  een 24hour hot shower. Geen overbodige luxe want Litang ligt boven de 4000 m. DIt is ook te merken aan de hoofdpijn overigens. In de middag bezoeken we het fraaie klooster in Litang en samen met de het uitzicht over Litang en de eindeloze prairie erachter is de sfeer heel indrukwekkend.

Sky Burial

Na een wat onrustige nacht met veel rare dromen en veel wakker zijn (dat is de hoogte) worden we wakker om half 7. We staan op in de kou, schieten in de kleren, eten wat en nemen een taxi en laten de tibettaan een briefje zien waar we heen willen. De twee Chinese tekens staan voor ‘sky burial’ een uniek en eeuwenoud boeddhistisch gebruik en de normale manier van begraven in dit gebied. Lichtelijk zenuwachtig voor het tafreel wat ons te wachten staat stappen we de taxi uit en kijken op een prachtige grasheuvel met boven op een stapel gebeds stenen en rechts een heel spinnenweb aan de typische kleurrijke tibettaanse vlaggetjes die wapperen in de eeuwige wind. In het kort is de sky burial een zowel praktisch als religieuze traditie waarbij het lichaam van de overledene in stukken wordt gesneden door een monnik waarna gieren zich tegoed doen aan het lichaam. In een gebied waar hout schaars is en de grond vaak dichtgevroren is dit een praktische manier om van een menselijk lichaam af te komen. Het religieuze eraan is dat de gieren in het boeddhistische geloof het voorkomen zijn van een vleesetende god. (waarschuwing: nu wordt het redelijk gruwelijk) We blijven op een afstandje staan (ong 100 m) maar het groepje tibettanen dat iets dichter staat lijken geen probleem te hebben met onze aanwezigheid. We zien een in plastic gewikkelde man met een mes sneeen maken in het lichaam en af en toe bekijkt hij het van een afstandje. Na ene tijdje is hij klaar en neemt duidelijk afstand van het lichaam wat voor de vele gieren die zich inmiddels om het lichaam hebben verzameld dat het feestmaal (voor hun) kan beginnen. 20 minuten lang is er niets anders te zien dan een berg worstelende gieren. Het doet denken aan discovery channel in een aflevering over de afrikaanse savanne waarbij ze zich tegoed doen aan een zebra, al is het nu geen zebra maar een mens. Binnen een half uur is het lichaam geheel kaal gevreten en we besluiten wat dichter bij te gaan staan bij de groep tibettanen. Er ligt nog slechts een kaalgevreten geraamte en de monnik komt terug met een bijl en begint langdurig en vakkundig elk botje stuk te slaan op een steen, te beginnen met de voeten en eindigend met het hoofd. De hoop die overblijft wordt gemengd met een sort meel en opnieuw mogen de gieren eten… DIt herhaalt zich verschillende keren tot het hele lichaam is opgegeten door de gieren. Er blijft helemaal niets over. Ondanks dat het voor de lezer waarschijnlijk gruwelijk klinkt was de sfeer tijdens de burial helemaal niet schokkend of gruwelijk. Het groepje tibettaanse mannen die er bij stonden ( en waarschijnlijk familie) stonden er bij te roken, grappen te maken en te bellen. Er was verder ook geen emotie te bekennen. Ze vonden het eerder leuk dat we er bij waren en tegen het einde probeerden ze wat met ons te praten en grappen te maken. Misschien is een verklaring dat in het boedhistische geloof het lichaam slechts een drager is van de ziel en dat na de dood en de ceremonie waarbij de familie van de ziel afscheid neemt het lichaam enkel als een stuk vlees wordt beschouwd. Het meemaken van de sky burial was echter wel heel indrukwekkend (en mooi) en bepaalde beelden verdwijnen nog dagen erna niet van je netvlies.

Paarden trekking

Deze dag hebben we een paarden trekking geboekt met een nomaden familie. Door de vrouw van het hostel worden we ergens ver op de prairie naar een zwarte tent gebracht. Onderweg vertelt ze over de nomaden en de yak kuddes die zomers over de hoogvlakten trekken en swinters met de hele kudde kilometers de berg afzakken voor hun winterverblijf. De Chinese overheid probeert een einde te maken aan het nomadenbestaan en bouwt langs de weg goedkope en gratis huisjes voor de nomaden. Eenmaal in de huisjes en zonder yak kuddes weten de nomaden niet hoe ze aan geld moeten komen en velen worden daardoor straatarm en gaan bedelen. (Doet dit ook niet denken aan de reservaten voor de Amerikaanse indianen? Ik weet het niet) Als we aankomen bij de zwarte yak tent krijgen we een kopje warme yakmelk thee dat best te drinken is en smaakt naar hele zware volle melk. De twee kleine paardjes staat buiten de tent te wachten. Als we de tocht willen beginnen blijkt een van de twee kleine paardjes totaal geen zin te hebben ons op de rug te nemen en door flinnk te bokken en te steigeren heeft ook Irene geen zin meer om op het rustige paardje te zitten. De paardentrekking wordt daardoor meer een gewone wandeltocht waarbij we een paardje meenemen om de tas te dragen en af en toe te berijden. Zo trekken we uren door de groene heuvels samen met de nomad. OP gegeven moment begint onze gids in de verte te schreeuwen en als we goed kijken komen er in de verte een aantal tibettanen aangelopen over de prairie. Eentje heeft lange zwarte haren met een cowboyhoed, de ander draagt een raar traditioneel dik pak met een rare muts en er loopt een schattig meisje bij. Ze vragen naar onze vreemde vertoning en als kleine karavaan lopen we verder naar een grote yak kudde waar we weer afscheid nemen. Soms nemen we pauze en liggen wat in de zon, het paardje grazend en de tibettaanse gids met zijn door weer en wind verweerde maar vriendelijke gezicht ons vragend aankijkend. OP gegeven moment lunchen we met tibettaans brood en nog meer van de yakthee. Nu komt ook de yakboter erbij welke je in je thee moet doen: De befaamde yak boter thee. Irene vindt het ok, maar ik (geen liefhebber van kaas) vindt het een absolute verschrikking. Naar mijn idee doet yakboter denken aan bedorven boter en blauwe kaas maar daar verschillen de meningen over. Na de lunch trekken we via een omweg terug waarbij we helaas een stuk over de weg terug gaan maar de gids wil niet begrijpen dat we dit juist niet willen. Halverwege neemt de gids nog een aantal paarden mee die hij naar zn tent probeert te drijven. Een paard is mank en het is zielig om te zien hoe de gids door stenen te gooien naar het manke paard de groep probeert op te drijven. De wereld van de nomaden is hard dat is duidelijk. In het avondlicht is het erg mooi om de paardenkaravaan met Irene op het achterste paardje over de eindeloze vlakte te zien lopen. Als we weer bij de tent zijn wachten we op de auto en krijgen een maaltijd van pap met yakboter erdoor. Ik slurp het op en probeer al mn smaakpapillen te negeren. De dag was echter super mooi.

 

6 Reacties

  1. joke:
    29 mei 2011
    speechless
  2. Kiek:
    29 mei 2011
    haha wat een verhalen! En Irene is zelfs vrijwillig aan het paardrijden gegaan;)
    Het klinkt zeker als 1 groot avontuur!
  3. Marja en Bram:
    29 mei 2011
    Hee Luitjes,
    Had Irene nog steeds die boedishtische klaagzangen op haar ipod staan staan? Ze doet ook alles om het iemand naar de zin te maken, maar wel een leuke ontspannende reis voor zover ik het nu gelezen heb.

    Doorgaan zo en we horen weer graag van jullie.
  4. Dirk:
    30 mei 2011
    mooie verhalen uit China! Plezier nog komende kilometers (nog klein stukje toch :) )
  5. Geeske:
    31 mei 2011
    Ha Ireen en Daan,

    Wat een verhalen zeg, wow!

    Blijf er nog even goed van genieten en tot heel snel!

    xx
  6. Paul Hidma:
    31 mei 2011
    Hoi Daan, weer een episode met plezier gelezen. Wel even gestopt om mijn pizza op te eten alvorens de sky-burial te lezen. Veel plezier in de volgende dagen en de bewoonde wereld (Beijing). Paul